Grenzen stellen is een lege huls

𝗚𝗿𝗲𝗻𝘇𝗲𝗻 𝘀𝘁𝗲𝗹𝗹𝗲𝗻 𝗶𝘀 𝗲𝗲𝗻 𝗹𝗲𝗴𝗲 𝗵𝘂𝗹𝘀. 𝗝𝗲 𝗲𝗶𝗴𝗲𝗻 𝗿𝘂𝗶𝗺𝘁𝗲 𝗶𝗻𝗻𝗲𝗺𝗲𝗻 𝗶𝘀 𝗸𝗿𝗮𝗰𝗵𝘁𝗶𝗴.

“Ik ben zo bang dat ze weer over mijn grenzen heengaan”, zegt ze. Ze is bezig met re-integreren. En dat is spannend. Want ze wil niet opnieuw uitvallen.

Hoe doe je dat dan, je grenzen bewaken? We doen een oefening waarbij ze haar grenzen verbaal aangeeft terwijl ik steeds een stap dichterbij kom.

Wat blijkt? Ze voelt precies welke afstand comfortabel voor haar is en dús waar haar grens ligt.

Toch laat ze me een stap te dichtbij komen.

“Sta ik zo goed?”, vraag ik haar.
“Nou…”, twijfelt ze. “Eigenlijk niet”
“Waar moet ik heen?”, vraag ik.
“Een stap terug, eigenlijk”, zegt ze vragend.

𝗚𝗿𝗲𝗻𝘇𝗲𝗻 𝘀𝘁𝗲𝗹𝗹𝗲𝗻 𝗸𝗮𝗻 𝗵𝗮𝗿𝗱 𝗼𝗳 𝗱𝗲𝗳𝗲𝗻𝘀𝗶𝗲𝗳 𝘃𝗼𝗲𝗹𝗲𝗻. 𝗔𝗹𝘀𝗼𝗳 𝗷𝗲 𝗱𝗲 𝗮𝗻𝗱𝗲𝗿 𝘄𝗲𝗴𝗱𝘂𝘄𝘁, 𝘁𝗲𝗹𝗲𝘂𝗿𝘀𝘁𝗲𝗹𝘁 𝗼𝗳 𝘇𝗲𝗹𝗳𝘀 𝗯𝗲𝗹𝗲𝗱𝗶𝗴𝘁 (⬅ linker plaatje)

Je kunt het ook anders zien.

Grenzen stellen is een logisch gevolg van het innemen van je eigen ruimte. Meer niet.

Vanbinnen weet je namelijk welke ruimte je nodig hebt om goed te functioneren:

🙅‍♀️ Hoe dichtbij iemand fysiek mag komen
💼 Hoeveel uren je wilt over-werken
⏰ Hoeveel activiteiten er in je dag passen

𝗔𝗹𝘀 𝗷𝗲 𝗷𝗼𝘂𝘄 𝗻𝗮𝘁𝘂𝘂𝗿𝗹𝗶𝗷𝗸𝗲 𝗿𝘂𝗶𝗺𝘁𝗲 𝗮𝗮𝗻𝗻𝗲𝗲𝗺𝘁, 𝗵𝗼𝗼𝗿𝘁 𝗱𝗮𝗮𝗿 𝗼𝗼𝗸 𝗲𝗲𝗻 𝗴𝗿𝗲𝗻𝘀 𝗯𝗶𝗷. 𝗟𝗼𝗴𝗶𝘀𝗰𝗵. 𝗢𝗺𝗱𝗮𝘁 𝗮𝗻𝗱𝗲𝗿𝗲𝗻 𝗼𝗽 𝗱𝗶𝗲 𝗺𝗮𝗻𝗶𝗲𝗿 𝗯𝗲𝗴𝗿𝗶𝗷𝗽𝗲𝗻 𝘄𝗮𝘁 𝗷𝗼𝘂𝘄 𝗿𝘂𝗶𝗺𝘁𝗲 𝗶𝘀 (rechter plaatje ➡ )

Grenzen stellen op zich bestaat dus niet. Je eigen behoeften kennen en je eigen ruimte aannemen wel. En daar hoort het aangeven en bewaken van je grenzen bij.

𝗝𝗲 𝗱𝘂𝘄𝘁 𝗱𝗲 𝗮𝗻𝗱𝗲𝗿 𝗻𝗶𝗲𝘁 𝘄𝗲𝗴.
𝗝𝗲 𝗼𝗺𝗮𝗿𝗺𝘁 𝘀𝗹𝗲𝗰𝗵𝘁𝘀 𝘄𝗮𝘁 𝘃𝗮𝗻 𝗷𝗼𝘂 𝗶𝘀.

"Zo is grenzen aangeven veel makkelijker!", zegt mijn cliënt. En dat klopt.

𝗪𝗲𝗹𝗸𝗲 𝗿𝘂𝗶𝗺𝘁𝗲 𝗴𝘂𝗻 𝗷𝗶𝗷 𝗷𝗲𝘇𝗲𝗹𝗳?

En ja, het is een "homemade" schets 😉

Vorige
Vorige

Eindeloze zelfverbetering. Pfft

Volgende
Volgende

Vergeten te spelen